Een goede wetenschappelijk vertaler heeft vijf hoofdvaardigheden:
- een near-native begrip van, en taalgevoeligheid in de brontaal
- voldoende wetenschappelijk niveau om complexe teksten in die brontaal te begrijpen
- een goede basiskennis van de materie, die verder reikt dan een cursus terminologie
- het talent om complexe informatie taalvaardig in de doeltekst te verwoorden en daarbij microniveau, macroniveau en tekstoverstijgende informatie in het oog te houden, en
- goede communicatie: weten wanneer je aan de bel moet trekken, iets niet alleen moet opzoeken maar ook moet navragen, en efficiënt kunnen overleggen over vertaalproblemen
Cruciaal is dat de vertaler deze vijf vaardigheden tegelijkertijd kan inzetten en toepassen. Dat vereist een unieke combinatie van opleiding, talent en ervaring.